Vanaf 1 januari 2020 is de grens van € 45.000 in de gebruikelijk loonregeling opgetrokken naar € 46.000. In een aantal gevallen zal het hierdoor voor klanten advieswaardig zijn om het loon per 1 januari 2020 met € 1.000 bruto te verhogen. Hieronder volgt en verdere uitleg over de werking van de gebruikelijk loonregeling en een verwijzing naar het handboek loonheffingen van de Belastingdienst waarin tevens een uitleg is opgenomen.
Volgens de gebruikelijk-loonregeling van artikel 12A Wet op de loonbelasting dient het loon dat een medewerker uit een vennootschap per 1 januari 2020 verkrijgt, waarin hij of zij (of de partner) een aanmerkelijk belang heeft, ten minste te worden gesteld op het hoogste van de volgende bedragen:
· 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
· het hoogste loon van de werknemers die in dienst zijn van de vennootschap (of een verbonden lichaam);
· € 46.000.
Het loon kan wel lager dan € 46.000 worden vastgesteld, maar dan moet de klant desgevraagd aannemelijk maken dat het vastgestelde loon 100% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking is. Bij een loon van € 46.000 of meer ligt de bewijslast bij de Belastingdienst dat het loon niet goed is vastgesteld volgens de hiervoor genoemde hoofdregels voor de vaststelling van het gebruikelijk loon. Indien uit de toepassing van de gebruikelijk-loonregeling een loon van minder dan € 5.000 blijkt, dan is het niet noodzakelijk om dit loon in aanmerking te nemen.
Er is verder sprake van een versoepeld regime voor zogenaamde startups met een S&O verklaring. Er is ook een regeling voor ondernemingen die dusdanig verlies lijden dat de continuïteit van de onderneming in gevaar is.
Tevens is er een regeling voor startende ondernemers in de B.V. Onder voorwaarden mag gedurende 3 jaren het loon worden vastgesteld op het minimum loon.